De Historische Vereniging geeft tweemaal per jaar een Nieuwsbrief uit.
Hieronder kunt u de laatste nummers in PDF-formaat oproepen. Hiervoor heeft u de Adobe Reader nodig. Klik op nevenstaand logo om zonodig Adobe Reader te installeren op uw computer. |
Artikelen uit oude nieuwsbrieven |
Johanna's moeder, Maria Margaretha Cost (1779) was de dochter van Willem Herman Cost, een vooraanstaand bestuurder van de stad Deventer. Na Johanna Aleida werden er nog drie kinderen geboren: de jong gestorven Henric, Gezina, Margaretha en later nog een zoon die weer Henric werd genoemd. Vader Hendrik Budde (1773) was aanvankelijk koopman, onder andere in Deventer, Rotterdam en Zutphen. Het gezin Budde woonde in ieder geval van 1799 tot 1803 in Deventer. Daarna in Rotterdam van 1809 tot en met 1813 en daarna in Zutphen. In 1823 erfde Maria Margaretha Cost na het overlijden van haar vader het buitenhuis de Roobrug te Diepenveen en een jaar later verhuisde het gezin Budde naar de Roobrug. In 1839 trouwde broer Henric met Josina Cecilia Johanna Bernarda Beck, een zuster van de vrouw van Koos Duymar van Twist. Zij gingen op het aangrenzende landgoed Oud Rande wonen. Zo raakten Nieuw Rande, Oud Rande en de Roobrug verbonden.
|
|
Johanna Aleida Budde schilderde Duymar van Twist In 1857 werd het monumentale buitenhuis Nieuw Rande gebouwd. In dit jaar, 2007, wordt het 150-jarig jubileum met vele activiteiten opgeluisterd. Zie ook elders in deze nieuwsbrief. Aandacht is er ook voor de bouwheer van Nieuw Rande: Albertus Jacobus Duymaer van Twist. Willem Janssen, bewoner van het huidige huis Roobrug en kenner van de geschiedenis van zijn omgeving, schreef bijgaand verhaal over Johanna Aleida Budde.
|
|
Portretschilderes Johanna Aleida Budde was een leerlinge van de bekende schilder Jan Willem Pieneman (1779-1853). We zien bij haar de gerichtheid op de menselijke figuur in navolging van haar leermeester Pieneman duidelijk terug. Ze heeft enkele landschapjes getekend, maar deze hebben vanuit esthetische optiek een geringe betekenis. Historisch zijn deze landschappen wel degelijk van belang, omdat er soms gebouwen op zijn afgebeeld die alleen door haar getekend zijn, zoals de Roobrug en Oud Rande in Diepenveen. |
|
|
Oud Rande, Nieuw Rande en Roobrug verbonden Johanna Aleida Budde schilderde uitsluitend familieleden en haar directe leefomgeving. Zij heeft haar ouders, haar broer Henric, haar zus Gezina en zichzelf in meerdere portretten en schilderijen vastgelegd. Ook Koos Duymaer van Twist en zijn echtgenote Maria Beck behoorden tot haar directe kring. Maria was namelijk een zus van Josina Beck, die getrouwd was met broer Henric. Zo waren Oud Rande, Nieuw Rande en de Roobrug middels familierelaties met elkaar verbonden. Uit deze banden is haar meest bekende schilderij ‘Het schaaktafereel’ voortgekomen.
|
|
Johanna Aleida Budde was afkomstig uit een gegoed milieu en had inkomsten vanuit het schilderen niet nodig voor haar levensonderhoud. Wellicht dat dit mede een rol heeft gespeeld bij haar gerichtheid op de eigen familie en de directe omgeving. Johanna Aleida Budde was afkomstig uit een gegoed milieu en had inkomsten vanuit het schilderen niet nodig voor haar levensonderhoud. Wellicht dat dit mede een rol heeft gespeeld bij haar gerichtheid op de eigen familie en de directe omgeving. |
|
Ze was sinds 1833 honorair lid van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam en exposeerde op tentoonstellingen in Den Haag (1830-1837), in Amsterdam (1834-1836) en in Deventer (1842). |
|
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
In 1840 trouwde te Voorst een boerenknecht Jan Berends (1816- 1854) met dienstmeid Aaltjen Hamer uit Terwolde (1812 – 1868). Slechts een kort huwelijk want Jan stierf in 1854 op 36 jarige leeftijd, Aaltjen hertrouwde in 1859. Uit dit eerste huwelijk was in 1843 te Voorst ene Albert Berends (1843 – 1931) geboren. Hij werkte als tuinbaas op een groot landgoed te Brummen en trouwde in1869 te Brummen met Gerritje Everhard (1848-1929) uit Voorst. Eind 1870 verhuisden ze naar Diepenveen waar hij zich als tuinder vestigde om er in 1882 het familiebedrijf op te richten. Op een perceel achter de Naai & Breischool aan de Dorpsstraat werden laan- en fruitbomen gekweekt, ook verkocht hij berberishagen aan de boeren. In de regio werden voor particulieren tuinen aangelegd en onderhouden. Voor de gemeente werden er o.a. eikenbomen geplant langs de Molenweg. Ook werden er al planten verzonden. Soms ging Albert met zijn knecht lopend met een handkar naar Zutphen om er aardbeien “verpakt” in bloempotten te verkopen. Ze kregen 3 kinderen, zoon Jan werd in 1879 geboren, hij ging bij zijn vader in het bedrijf werken (toen dus A. Berends & Zn) en later in de Naai- en Breischool wonen. Burgemeester Doffegnies (van 1895-1916) die in Diepenveen eerst op de secretarie werkte was daar enige tijd op kamers bij de familie Berends. |
|
Jan Berends trouwde in 1911 te Diepenveen met Anna van Enck (dochter van de molenaar uit Olst – en later vanaf 1920 tot 1933 ook de molenaar van de Diepenveensche Molen). Anna diende van 1904 - 1911 bij de toenmalige burgemeester Doffegnies. Er kwamen drie kinderen: Albert (1911), Jan (1912 ) en Gerda (1919), Anna kookte de was op een houtvuur om die vervolgens in de Wetering uit te spoelen. Zaterdags was het kinderwasdag, in een teil in de keuken met de gordijnen dicht. Ab is op zijn zevende trouwens bijna eens verdronken in de Wetering! |
|
Achter het huis had Jan een paardenstal en een plantenkas die Anna verzorgde. Er werden geraniums in gekweekt, hetgeen in de strenge winters niet meeviel. Met matten, kleden en touwen werd de kas dan enigszins warm gehouden. Inmiddels was er ook handel in bomen ontstaan met het westen (Aalsmeer) en Duitsland. Uit een oude prijscourant van A. Berends: In 1920 werd van boer Roeterd (van boerderij Tjoenerklooster) de hele strook grond langs de Wetering tot aan de Schapenzandweg gekocht . Ook werd het familiehuis gebouwd. Dit huis is onlangs afgebroken. Later nam de gemeente het stuk grond over bij de Naai & Breischool en kwam daar de gemeentekwekerij en de moestuin voor de aan de overkant wonende hoofdonderwijzer. |
|
Rond 1930 werd het bedrijf verder uitgebreid door de grondaankoop langs de Wetering aan de andere kant van de Schapenzandweg. (Werd in 1971 aan de gemeente verkocht ten behoeve van woningbouw.) |
|
Tijdens de laatste jaren van de oorlog werden er Duitsers ingekwartierd bij de familie Berends. Ze “verveelden” zich en schoten op wild in de bossen van baron Stratenus. Anna kreeg dan de opdracht om het wild te braden op het grote fornuis in de keuken, voor echte boter werd uiteraard ook gezorgd! Toen in mei 1945 de Canadese bevrijders met hun tanks door de kwekerij reden was er even paniek, want de op de vlucht geslagen Duitsers hadden daar vele munitiekisten achtergelaten! “De ouwe beer” was tot op hoge leeftijd in de kwekerij te vinden en overleed in 1959 op 80-jarige leeftijd, zijn vrouw Anna van Enck woonde tot haar 100 ste op de kwekerij, tot zij in 1982 haar heup brak en in een verpleegtehuis te Deventer terecht kwam, daar overleed ze in 1990 op de eerbiedwaardige leeftijd van 106 jaar. Ze was geruime tijd de oudste inwoner van Overijssel. |
|
Ab (geb 1911) volgde na de lagere school speciale tuinderscursussen in de Bergschool te Deventer. Hij werkte al van kind af aan bij zijn vader in de kwekerij en had het kweken van dahlia’s als liefhebberij. Hiermee behaalde hij diverse prijzen. Hij trouwde in 1947 met Willy Berkenbosch uit Markelo, ging inwonen bij zijn ouders aan de Schapenzandweg en ze kregen 2 kinderen : Jan (1948) en Corrie (1949). Het leren ging Jan (geb 1912) zeer goed af, hij ging in 1924 naar de MULO en daarna in 1928 naar de Koloniale School voor Tropische Landbouw in Deventer. Hij wilde als planter naar Nederlands Indië, maar dat is er mede door de oorlog nooit van gekomen. Zo kwam ook Jan na 1932 in het bedrijf. Hij bekwaamde zich tot boomkweker, een grote liefhebberij was het ”occuleren” van rozen. Vervolgens behaalde hij het diploma voor tuinarchitect en hij ontwierp menige mooie tuin tot in de verre omgeving. Hij trouwde in 1947 met Annie Dumas uit Diepenveen. Het jonge paar ging eerst op Oud Rande wonen en vanaf 1957 op de Oranjelaan. Zijn zeer uitgebreide plantenkennis was landelijk bekend, hij schreef vele artikelen in diverse vakbladen en gaf overal lezingen. Later ging hij steeds meer les geven op avondscholen om vanaf 1965 fulltime leraar te worden aan de RMTS in Nijmegen. In 1966 verhuisde hij met zijn gezin naar Nijmegen en daar overleed hij in 2000 op 88-jarige leeftijd. |
|
Toen Abs zoon Jan de tuinbouwschool had afgerond en eind 1960 uit militaire dienst kwam, ging ook hij bij zijn vader werken in het familiebedrijf >> de vierde generatie Berends dus! Begin ‘70 werden er grote nieuwe kassen gebouwd en het bedrijf werd meer en meer een tuincentrum (waar er nu zo veel van zijn). Jan bekwaamde zich o.a. in het bloemschikken. De traditie om Diepenveen en omgeving van kerstbomen en kerstbakjes te voorzien is altijd gebleven. Jan trouwde met Elmy Prinsen, ze kregen twee zonen, Michel en Pascal, maar een vijfde generatie kwam niet in het bedrijf. En zo kwam er in 2006 na bijna 125 jaar dus een einde aan het familiebedrijf Berends! Als u meer wilt lezen en nog meer leuke en oude foto’s wilt bekijken, dan kunt u terecht bij de site die is gemaakt door Frank Berends. Klik hier door naar onze pagina met hyperlinks waar hij tussen staat. |
|
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
Een eventuele aanval van de Sovjet Unie moest worden tegengehouden en daarvoor werden er allerlei verdedigingswerken aangelegd. Bunkers, kanonnen, aanlegkades, zelfs een compleet hospitaal bouwde defensie. In geval van een aanval zou er een gebied van de grens bij Nijmegen tot aan het IJsselmeer bij Kampen onder water worden gezet: meer dan 120 kilometer lang en maximaal tien kilometer breed. Bij Olst kon de IJssel worden afgesloten met een caisson; de kade daarvoor is nog te zien. En dat alles gebeurde in het grootste geheim. Burgers wisten er niets van, alleen de burgemeesters van de dorpen en steden in de linie waren op de hoogte. Nooit uitgevoerd De IJssellinie nu Elke eerste zaterdag van de maand zijn er rondleidingen, maar bezoekers kunnen ook een paaltjeswandeling volgen. Veel informatie staat op de website www.ijsselinie.info en in het boek ‘De IJssellinie 1950-1968’. Voor rondleidingen belt u naar Stichting IJssellandschap via 0570 635955. |
|
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
Waar nu fotograaf Kiers zijn studio heeft, was begin vorige eeuw de kleermakerij van Kieftenbeld. Diepenveen was toen nog niet zo groot en de huizen rond de kerk vormden het centrum van het dorp. Hier was de bakker, een groenteboer, de kruidenier en er waren twee cafés. Kleermaker Kieftenbeld was zeer vakbekwaam. De rijkelui van Diepenveen gingen voor hun kleding echter liever naar de stad, dat hoorde toen nog zo. Bij de gewone burgers en boeren was er gelukkig genoeg werk voor hem, vooral maak- en verstelwerk van kledij. De boeren hielp hij ook wel met reparaties van hun leren paardentuig. In 1932 vond de kleermaker het welletjes en wilde hij stoppen met werken. Kieftenbeld voelde zich te oud worden en had geen zoon die het bedrijf kon overnemen daarom zette hij een advertentie in zijn vakblad. Hierop kreeg hij diverse schriftelijke reacties. Met de brieven in de hand ging hij naar schoolhoofd Berkhof om zijn mening te vragen wie de beste opvolger van zijn bedrijfje zou zijn. |
|
Uitverkoren werd een kleermaker uit Amsterdam: Albertus Kastelein. Hij werkte daar in een groot naaiatelier en zat al jarenlang in het vak. Hij was een telg uit een kleermakersgeslacht uit Coevorden. Kieftenbeld nodigde hem uit voor een persoonlijk gesprek. Zo reisde Albertus de week erop met de stoomtrein naar Diepenveen waar de twee kleermakers het snel zakelijk eens werden over de overname.
Een nieuwe kleermaker Lastige patronen |
|
Een eigen winkel |
|
ook. Zo’n hemd kreeg een dode aan als die de kist inging. Alle kleren van de dode konden zo weer hergebruikt worden door familie. Na de oorlog kregen de mensen het beter en werd het mode om de dode in zijn of haar pyjama te begraven. Pas veel later werd dat in normale kleren gedaan”. Vlak na de oorlog begon mevrouw Van Aalderen te dementeren, ze kon de winkel niet langer meer aan. In 1946 mocht Bert Kastelein het woonhuis met het winkeltje huren. Zo verhuisde hij met zijn gezin en atelier naar de overkant van de straat, naar Dorpsstraat 28. Naderhand bleek het winkeltje zo goed als leeg te zijn, enkel wat garen en kunstzijde ondergoed was er nog. In en ook nog vlak na de oorlog - tot en met 1948 - was alle textiel ‘op de bon’. Toch had mevrouw Van Aalderen de laatste twee jaar in haar verwardheid veel verkocht zonder bonnen in te nemen. Maar zonder bonnen kon een winkelier geen nieuwe voorraden bij de groothandel inkopen. Gelukkig werd Henks vader uit de nood geholpen door de heer Diekmann. Hij woonde in Diepenveen aan de Sallandsweg en had in Deventer een groothandel in textiel. Hij kon ervoor zorgen dat de winkel weer wat gevuld werd zonder de noodzakelijke bonnen. In 1951 kon vader zijn huis met winkel van Van Aalderen kopen. Henk werd middenstander |
|
studievertraging op bij de Diepenveense kinderen. Zo ook bij Henk Kastelein die toen in de 6e klas zat. In 1947 kon hij toch de school afmaken en kreeg van schoolhoofd De Graaf het advies om naar HBS-a te gaan. Henk: “Mijn vader ging wel akkoord maar zei: ‘Als je blijft zitten moet je van school af en moet je maar gaan werken. Of je gaat de fabriek in of je komt bij mij in de zaak”. Henk bleek toch niet zo’n talenknobbel te hebben als meester De Graaf had gedacht, want hij bleef al het eerste jaar zitten. Geheel naar vaders wens begon Henk het volgende jaar op de Ambachtschool om daar het kleermakersvak te leren. Elke middag was hij pas om 5 uur klaar en moest dan snel naar huis fietsen. Hij moest dan even eten want een uur later moest hij alweer terug in Deventer zijn voor de Handelsavondschool. Hij leerde daar voor het Middenstandsdiploma. In 1950 begon Henk ook bij vader in de zaak mee te werken. De kleermakerij draaide toen al zo goed dat er ook twee andere naaisters werkten. |
|
Gezel A en B. Henk: “In die tijd waren veel dingen totaal anders dan nu. Zo had vader niet eens een goede boekhouding en ook de belastingaangifte van de zaak stelde helemaal niets voor. Daar kwam de Diepenveense commies Klaas Wolt even voor langs aan het begin van elk jaar en vroeg dan enkel: ‘Zal ik maar weer hetzelfde opschrijven als vorig jaar?’ Mijn vader hoefde alleen maar even bevestigend te knikken en dan was die belastingaangifte van het jaar ervoor ook weer klaar. Controles waren er toch nooit”. Bert Kastelein was een echte vakman en had ook veel van de welgestelden uit de omgeving als klant, zoals |
|
Van der Lande, baron Stratenus van Nieuw Rande, Des Tombes van Huize Hoenlo en de uitgebreide familie Ankersmit. Henk: “Hij kreeg een keer van Des Tombes een door hem zelf geschoten haas als dank voor de kwaliteit en de schappelijke prijs van een nieuw kostuum”. Ook advocaat-procureur Hein Iordens van villa ’t Clooster van de Sallandsweg was zo’n trouwe klant. Henk weet nog een leuke anekdote: “Hij noemde zijn vrouw altijd ‘Poes’ en hij was ààkelig ‘knieperig’. Op een dag kocht mevrouw garen in de winkel maar kwam een cent tekort. Ze vroeg haar man om een cent voor te schieten. Hij zei: ‘Da’s wel goed, Poes, maar wil je er wel aan denken dat ik ook nog altijd 3 cent van je krijg’. Blijkbaar had zelfs mevrouw Iordens afgepast huishoudgeld en moest alles daarvan doen”. Vroeger hadden veel mensen niet zoveel geld voor de huishoudinkopen. Henk: “Veel werd bij de middenstanders op de pof gekocht. Alles werd opgeschreven en pas aan het einde van de maand, meestal met de kinderbijslag, betaald”. |
|
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
Mevrouw Crommelin: ‘Ik tennis nog altijd in Schalkhaar, tegenover het gemeentehuis. Via Bathmen en Oude Molen rijd ik er naar toe. Elke keer weer krijg ik dan pijn in m’n buik als ik zie hoe ver Deventer al opgerukt is. Nu zelfs tot aan Cröddendiek! Maar goed dat mijn man dat niet meer weet.’ Op 16 augustus 1957 werd de heer S. Crommelin in Diepenveen geïnstalleerd als burgemeester. ‘Een grote wens ging voor hem hiermee in vervulling. ‘Ik zal vertellen waarom,’ zegt mevrouw Crommelin. ‘Mijn man woonde vroeger in Haarlem en mocht als kind af en toe bij zijn grootouders op kasteel |
|
Verwolde logeren. Hij leerde hoe mooi het hier in het oosten van Nederland is. Later logeerde hij ook regelmatig bij zijn oom in Holten, burgemeester Van der Borch van Verwolde. Hier kon hij van nabij meemaken hoe het was om burgemeester te zijn. Hij kreeg steeds meer waardering voor het ambt en voor hem stond het op een gegeven moment vast. Ooit wilde hij hier in het oosten burgemeester worden.’ Voor mevrouw Crommelin was deze omgeving ook niet onbekend. Ze werd in 1922 geboren in Brummen als May Huyssen van Kattendijke. Op zesjarige leeftijd verhuisde ze naar de buurtschap Kring van Dorth, vlakbij Bathmen. Haar vader had daar een mooi nieuw huis laten bouwen voor zijn gezin, Huize Dorth. Als klein meisje kwam mevrouw Crommelin regelmatig in Diepenveen op Huize Frieswijk. Ze gingen dan op bezoek bij grootmoeder en (stief-)grootvader Vertholen de Salve de Bruneton. ‘Grootvader was een vervent jager en had het landgoed Frieswijk van de Zwolse familie Vos de Wael gepacht vanwege het vele wild dat er aanwezig was. Om het jachtgebied te vergroten kocht hij landgoed De Hoek aan de andere kant van de Raalterweg erbij. Zijn zwager Maas Geesteranus mocht het huis De Hoek bewonen,’ vertelt mevrouw Crommelin. ‘Ik kan me ook nog vaag herinneren hoe ik als kind in het mooie houten Noorse jachthuis van Frieswijk speelde. Na de tragische dood van grootmoeder in 1928 vertrok mijn grootvader uit Frieswijk. Volgens het huurcontract moest het landgoed in de oorspronkelijke staat worden achtergelaten. Bijgebouwde opstallen moesten daarom verdwijnen, ook het Noorse gastenhuis. Het werd door ene heer Tutein-Noltherius gekocht en naar Kring van Dorth verplaatst. Het werd zijn woonhuis. Na zijn dood werd het van binnen verbouwd tot jeugdherberg De Kleine Haar, wat het tot heden ten dage nog altijd is.’ Tijdens de Tweede Wereldoorlog, was mevrouw Crommelin werkzaam als verpleegster in het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht. Hoofd van de huishouding was daar mevrouw Cost Budde uit Diepenveen. Na de bevrijding leerde mevrouw Crommelin in 1945 op het eerste naoorlogse Leidse studentenlustrum haar man kennen. Later huwden ze en ging het echtpaarin Arnhem wonen waar de heer Crommelin als commies-redacteur op de secretarie van de gemeente werkte. Nog later verhuisde het echtpaar naar Den Haag waar de heer Crommelin sous-chef van het kabinet van de burgemeester werd. Toen kwamen ook de kinderen: Charlique, Francoise, May en Sam. Na jaren ervaring in Den Haag te hebben opgedaan, was voor de heer Crommelin in 1957 de tijd rijp om zijn eigen weg te gaan. |
Hij solliciteerde op een burgemeesters-vacature in de gemeente Diepenveen en werd aangenomen. Dat de uitvoering van het burgemeestersambt van Diepenveen niet makkelijk zou worden wist de heer Crommelin al bij verscheen een rapport waarin de stad zelfs opheffing van de gemeente Diepenveen bepleitte. En erger nog, die wens leek later in Den Haag goed te vallen. Mevrouw Crommelin: ‘Mijn man was vastberaden om zijn gemeente te verdedigen en reisde in die jaren zeer vaak naar Den Haag om te lobbyen bij Tweede Kamerleden voor het behoud van zijn gemeente. Actiecomités werden overal in Diepenveen opgericht om het dreigende gevaar af te wenden. Ik had zelf goede contacten bij de Groene Vrouwen.’ Op 12 september 1972 reisden honderden inwoners van Diepenveen met bussen af naar Den Haag om te protesteren tegen opheffing van hun gemeente. Ook enkele Diepenveners, waaronder hele nette heren en dames die er normaal niet over zouden piekeren om verkleed over straat te gaan lopen, hadden zich voor dit doel als grote kwakende kikkers verkleed. De verslagenheid was enorm toen de Tweede Kamer een dag later besloot om Diepenveen op te heffen. ‘Ook mijn man was enorm gefrustreerd door dit oordeel. In de dagen daarna werd hij echter regelmatig door |
|
Tweede Kamerleden gebeld om hem moed in te spreken: “Je moet toch doorzetten”, zeiden ze. Dat, samen met de wilskracht van veel Diepenveners, gaf hem toch weer de moed om door te strijden,’ vertelt mevrouw Crommelin. ‘Hij ging dus wéér lobbyen in Den Haag, dit keer bij de Eerste Kamerleden. Achteraf bezien moeten al die jaren gesprekken voeren en vergaderingen leiden - vaak tot ’s avonds laat – eigenlijk teveel energie van hem hebben gevergd. Ons gezinsleven zijn aanstelling, want Deventer wilde grenswijzigingen met Diepenveen. Die procedure liep al. In zijn eerste interview zei hij: ‘Ik kom naar Diepenveen om er te werken en niet om er stil te zitten’. Het was echter onvermijdelijk dat in 1960 de Platvoet, Borgele, de Keizerslanden en een gebied rond de Douwelerkolk naar Deventer overgingen, want de stad had dringend behoefte aan woningbouwgrond voor zijn inwoners. Maar Deventer was niet tevredengesteld! In 1969 verscheen een rapport waarin de stad zelfs opheffing van de gemeente Diepenveen bepleitte. En erger nog, die wens leek later in Den Haag goed te vallen. Mevrouw Crommelin: ‘Mijn man was vastberaden om zijn gemeente te verdedigen en reisde in die jaren zeer vaak naar Den Haag om te lobbyen bij Tweede Kamerleden voor het behoud van zijn gemeente. Actiecomités werden overal in Diepenveen opgericht om het dreigende gevaar af te wenden. Ik had zelf goede contacten bij de Groene Vrouwen.’ Op 12 september 1972 reisden
honderden inwoners van Diepenveen met bussen af naar Den Haag om te protesteren tegen
opheffing van hun gemeente.
Ook enkele Diepenveners, waaronder hele nette heren en dames die er normaal niet over zouden piekeren om verkleed over straat te gaan lopen, hadden
zich voor dit doel als grote kwakende kikkers verkleed. De verslagenheid was enorm toen de Tweede Kamer een dag later
besloot om Diepenveen op te heffen.
‘Ook mijn man was enorm gefrustreerd Van alle belevenissen in Diepenveen tussen 1957 en 1980 heeft mevrouw Crommelin drie plakboeken met foto’s, kaarten, brieven en krantenknipsels. Die geven goed weer wat er zich hier allemaal heeft afgespeeld in die jaren. ‘De voorganger van mijn man, burgemeester Van der Most, woonde ergens in een uithoek van de gemeente, bij Oude Molen. Wij wilden liever in één van de vijf kerkdorpen van de gemeente wonen, nl. in dorp Diepenveen, waar we goed toegankelijk voor alle burgers zouden zijn. Mijn man vond dat zeer belangrijk en had om die reden ook altijd spreekuur bij ons aan huis’, vertelt mevrouw Crommelin. ‘Dat was op dinsdagmiddag en ik deed meestal open. Sommige mensen begonnen dan meteen al met mij over hun problemen te praten.’ ‘Oorspronkelijk heette ons huis ‘De Uitweg’, bij de bouw schijnt er ooit een proces geweest te zijn om uitweg naar de Sallandsweg te verkrijgen. Die naam vonden wij echter niet zo mooi. Hij werd daarom veranderd in ‘De Overplecht’ omdat het tegenover de oude boerderij ‘De Plecht’ ligt. We hebben er als gezin een hele goede tijd beleefd. De kinderen konden hier in een fijne omgeving opgroeien, zo waren ze bij DSC en op de Ponyclub. Ik genoot zelf ook van de dagelijkse kontakten met de mensen in het dorp. Zo ging ik om de dag naar de boerderij van Harmsen. Soms werd ik vergezeld door de geit van mijn kinderen, die liep dan gewoon met me mee. Bij buurvrouw Harmsen en haar twee zonen Ep en Chris haalde ik dan verse melk voor ons gezin.’ Mevrouw Crommelin nam zelf ook initiatieven in het dorp. Zo richtte ze samen met zuster Groenenberg de Bejaardensoos op, waarvan het ledental al snel tot 120 groeide. Verder zat ze in het bestuur van het Rode Kruis afd. Deventer-Diepenveen, de Tentoonstellingscommissie en de Hulpdienst voor Ouderen. In haar plakboeken zijn foto’s te zien van het bezoek van prinses
Irene en later prins Bernard aan Diepenveen en nog later van koningin Juliana. Belangrijke Op 15 mei 1980 was het afscheid
van burgemeester Crommelin. Om zijn opvolger Reeds vijf jaar na zijn pensionering overleed de heer Crommelin. Volgens zijn wens werd hij begraven op het kerkhof van zijn geliefde Diepenveen, op een mooie plek vlakbij de Molenkolk. Mevrouw Crommelin woont nog altijd in Laren, maar is ons dorp absoluut niet vergeten! Ze is zeer frequent hier te vinden. Haar huis in Laren is vol met herinneringen aan haar man en Diepenveen. ‘De mensen denken dat ik kikkers verzamel. Ik hoef er niets voor te doen, hun aantal hier in huis neemt steeds meer toe!’, zegt ze lachend. |
|
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
De Geschiedenis van Oud RandeTijdens de poëzieavond op 14 maart 2005 in de bibliotheek vertelde Ben Droste over Oud Rande. |
|
Kracht en macht Van beide grote bouwwerken is alleen het stuk bewaard gebleven dat het best uitdrukt waar ze voor dienden: de kloosterkapel en de verdedigingstoren. In een klooster verzamelden zich mensen die de wereld |
|
verlieten om zich ongestoord aan hun godsdienstig ideaal te kunnen wijden; de kloosterkapel was voor hen de centrale plek. In een kasteel verschansten zich mensen die aanzien en macht verworven hadden; de toren was hun laatste verdedigingslinie wanneer hun macht met geweld werd aangevallen. Merkwaardig genoeg is de toren van Rande nooit gebruikt om vijanden te weerstaan maar daarentegen wel als plaats van gebed. Want toen de christenen zich in twee grote kampen verdeelden - protestanten en katholieken - en de protestanten in de Lage Landen de overhand kregen, stelde de heer van Rande zijn toren beschikbaar als schuilkerk voor de katholieken uit de omgeving. In die tijd waren er dus twee kerken in Diepenveen. In de kapel van het oude klooster loofden de protestanten hun Heer, in het kasteel van Rande prezen de katholieken dezelfde Heer op hun manier. De benedenverdieping van de toren werd voor dit doel verfraaid en dat is nog steeds te zien. De ribben die het gewelf opvangen eindigen in de symbolen van de vier evangelisten en komen in het midden samen in een rozet dat met Griekse letters verwijst naar de man wiens biografen ze waren. De ridder en zijn havezate De ridders van Rande hebben hun bezit nooit gewapenderhand hoeven te verdedigen. Het waren ook niet de geharnaste vechtjassen die we kennen uit de ridderverhalen. Die moest je ook toen al in de boeken zoeken. Willem van Doetinchem, heer van Rande, heette dan ook niet een ridder maar een geridderde, iemand die behoorde tot het ridderschap. In de taal van onze tijd: een plattelandsbewoner van adel. Maar dat was toen wel meer dan een eretitel. Een geridderde telde mee en had recht op een zetel in het bestuur van de streek, op voorwaarde dat hij goed in de slappe was zat en een huis bewoonde dat erkend was als een woonstee voor een bestuurder - een havezate heette dat. In de zestiende eeuw kwam daar nog een voorwaarde bij: een Statenlid moest protestants zijn. Willem van Doetinchem was net als zijn vader één van de bestuurders van de Overijsselse Staten. Hij werd echter uit dit bestuur gewipt toen hij weigerde om het katholieke geloof te verruilen voor het protestantse. Zijn woonstee Rande werd een ‘slapende havezate’. Met andere woorden, huize Rande bleef een adellijk huis, geschikt als ambtswoning voor een bestuurder, maar er zat tijdelijk de verkeerde man in. Mocht er later weer een geridderde komen wonen die aan de overige voorwaarden zou voldoen, dan ging het recht op een bestuurszetel automatisch op hem over. Een gewapende stoelendans Daar stonden Van Coeverden en zijn twee zoons hen op te wachten gewapend met geweren. De belegeraars dropen af, maar Deventer stuurde versterking en toen moest de heer van Rande alsnog het veld ruimen. Zijn zonen verdwenen een paar dagen in het cachot. Van Coeverden zelf werd niet in de ridderlijke kraag gepakt; dat durfde men een lid van Overijsselse Staten klaarblijkelijk niet aan te doen. Dit conflict kwam, zoals andere botsingen tussen hoge heren in Diepenveen, voort uit de strijd tussen de adel op het platteland en de stedelijke elite. Toen de stedelijke rijken vanaf de zeventiende eeuw buiten de drukke en stinkende stad een rustige plek zochten, voelden de ridderlijken die van oudsher het buitengebied beheersten zich in hun macht bedreigd. Maar de plattelandsadel en de stedelijke machthebbers zaten samen in het provinciale bestuur en konden hun strijd dus niet openlijk uitvechten. De heer van Rande heeft waarschijnlijk een stok gezocht om de hond te slaan. Het einde van een kasteel Maar in 1838 kreeg de havezate Rande een grote opknapbeurt. Een deel werd afgebroken, de toren kwam los te staan en de rest werd op een lelijke manier verbouwd in een stijl die toen in de mode was, de neo-gothiek. In 1962 werd dit landhuis met de grond gelijk gemaakt, maar de toren bleef overeind. Delen van het uitgestrekte landgoed werden verkocht. In 1975 werd het restant van Oud Rande, waaronder de toren, het tuinmanshuis en de laatste boerderij in twee delen verkocht. De huidige eigenaar van Oud Rande, de familie Ten Hagen, heeft de toren laten restaureren en de boerderij laten verbouwen tot een woonhuis. |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
Vele dorpsgenoten zullen geconstateerd hebben dat aan de Oranjelaan in Diepenveen het slopersbedrijf zijn werk heeft gedaan. Een open bouwterrein wacht op de realisering van riante nieuwbouwvilla's. Tot 1990 was hier Bijsterbosch Aannemingsbedrijf en Timmerfabriek gevestigd. Precies 100 jaar historie ging vooraf aan de uiteindelijke sluiting van het bedrijf. In 2004 werden de nog aanwezige bedrijfspanden en huizen afgebroken, waaronder het in 1904 gebouwde woonhuis. Ook weer precies 100 jaar later! |
|
De geschiedenis van Jacob, Karel sr., Bertus, Karel jr. en Geert |
|
Karel was al vanaf zijn twaalfde jaar (zoals dat ging in die tijd) werkzaam in de aannemerij. In tegenstelling tot zijn vader, die meer de ondernemer was, bleek Karel speciaal interesse te hebben in het echte ambacht. In latere jaren stond hij dan ook bekend als Karel Bijsterbosch, de echte vakman- timmerman. Hij was gehuwd en kreeg drie zonen en een dochter. Opnieuw nam de jongste zoon, Bertus (1931-1993) het bedrijf over. Bertus richtte zich, naast de aannemerij, op het vervaardigen van machinaal timmerwerk voor derden. Specialiteit waren de hardhouten deuren. Hij wilde deze bedrijfspoot verder uitbouwen. Dat betekende meer medewerkers, vergroting van de gebouwen en investering in nieuwe machines. In de loop der jaren kon het bedrijf ook enkele belendende percelen aankopen. Zo werd uiteindelijk het stuk Oranjelaan 55 t/m 63 |
|
één groot bedrijfsperceel. Het in slechte staat verkerende huis “Randerode” op Oranjelaan 59 moest gesloopt worden ten gunste van de uitbreiding. De andere woonhuizen kon men verhuren. De achterliggende tuinen boden voldoende ruimte voor bedrijf en parkeerplaats. |
|
Bertus was in 1961 getrouwd en zijn gezin werd uitgebreid met twee zonen en een dochter. Zijn oudste zoon Karel jr. (geb. 1962) ging in 1984 in het familiebedrijf werken en vestigde zich na zijn huwelijk op de (destijds) bedrijfswoning Oranjelaan 55/57. Zijn voorkeur ging uit naar de timmerfabriek in plaats van naar een gecombineerd bedrijf. De aannemerij werd daarom in 1988 overgedragen aan Bouwbedrijf Mulder uit Terwolde. Jongste zoon Geert (1967-2001) kwam in september 1989 in de zaak. Opnieuw wilde het bedrijf uitbreiden en het opslagterrein aan de noordkant zou worden bebouwd. Er rezen echter veel bezwaren tegen het plan, omdat de timmerfabriek dan te groot zou worden en niet meer in de kern van het dorp paste. De bouwvergunning werd daarom niet verleend. Op 1 januari 1990, precies een eeuw na de oprichting, moest het bedrijf Diepenveen verlaten. Vanaf dat moment stonden de bestaande bedrijfsgebouwen leeg en de machines stil. Nieuwsbrief nr. 12 - februari 2005 |
|
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
Over de Kozakkenlinde in Diepenveen Karakteristiek |
|
Tijdens en na de Napoleontische tijd, toen er kozakken in onze streken legerden, werden de paarden die onderweg stierven, begraven bij dikke bomen. Dat was bijvoorbeeld het geval in Wapenveld, waarvandaan de Kozakken via de IJssel bij Veessen naar het Zuiden trokken. Meestal kozen ze voor een linde op een verhoging (zoals de linde in Diepenveen). In het boek Monumentale bomen in Nederland van Gerrit de Graaff, een uitgave van de Bomenstichting, staat een artikel over de Kozakkenlinde in Diepenveen. Deze linde zou tenminste 350 jaar oud zijn en dat komt overeen met andere informatie van oude linden langs de IJssel. Overigens wordt in het artikel ook gezegd, dat de boom uit 1800 stamt. Mogelijk is de boom een bevrijdingsboom die geplant werd ter gelegenheid van het vertrek van de Fransen. Nieuwsbrief nr. 11 - oktober 2004 |
|
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
In het dorp Diepenveen was dokter Lechner overleden en Govert Muijs nam al op 31 december 1923, slechts twee weken na zijn afstuderen, de praktijk aan de Kerkstraat over. Waarschijnlijk was mede de keus op deze praktijk gevallen omdat de ouders van Dies in Deventer woonden; de familie Van Ommen had er een grote meubelzaak, aan de Brink. Zijn dochter Kitty vertelt: “De praktijk van vader was erg groot, tot voorbij Wesepe. Hij moest voor het ziekenbezoek regelmatig diep ‘de binnenlanden' in. Ook naar plaatsen die onbereikbaar waren met zijn auto en daarom kocht |
hij voor die visites ook nog een motor. Vader stond altijd klaar voor zijn patiënten en was ook zeer sociaal voelend. Als een boer vader bij het doktershuis om hulp kwam vragen dan had vader er plezier in om sneller bij de boerderij te arriveren dan de boer zelf … ook als zo'n boer 's nachts kwam. Hij stuurde arme keuterboertjes of eenvoudige arbeiders soms niet eens een rekening, ..… de rijken van het dorp moesten dan maar een beetje meer betalen.” |
Het doktershuis aan het Kerkplein werd te klein en en daarom werd van slager Regterschot een stuk grond aan de Dorpsstraat gekocht. Naar het ontwerp van de Zwolse architect De Herder, een zwager van Dies, werd hierop een mooi nieuw doktershuis met een apotheek gebouwd. In augustus 1924, toen het huis klaar was, trouwden Govert en Dies. Als herinnering aan hun eerste ontmoetingsplaats gaven ze het nieuwe huis de naam: ‘Birkhoven'. In het jaar daarop werd zoon Bob geboren en nog twee jaar later dochter Kitty. (Nu woont het doktersechtpaar Trompetter in het huis). Kitty: “Mijn moeder was bijna elke dag druk in de apotheek |
en hielp mee in de praktijk; toch kwamen wij als kinderen niets tekort. Ze stond altijd voor mij en Bob klaar. Voor het huishouden waren twee hulpen bij ons: Leen Tamminga en Aaltje Tuitert. Omdat ze heel goed verband kon aanleggen mocht Leen van vader ook af en toe een beetje in de praktijk meehelpen. Leen werd voor mij op den duur een soort tweede moeder. Ze paste altijd goed op mij …dat was maar goed ook want ik was vroeger vaak ziek. De mensen zeiden regelmatig: “Het is maar goed dat 't een kind van de dokter is, anders was ze allang dood geweest!” Govert Muijs was een veelzijdig mens, want naast zijn verplichtingen in zijn eigen praktijk wist hij ook nog tijd te vinden voor veel andere activiteiten. Zo was hij spoorwegarts, gewestelijk bestuurslid voor de AVRO, adviserend lid van ‘het Onderlinge Fonds voor Ziekenhuisverpleging (het latere ziekenfonds) en lid van de Overijsselse Schaakbond en de Deventer Bridgeclub. In het Diepenveense Naai- & Breischooltje (nu het pand van Jef Koning) gaf hij op verzoek van tante Lina Roetert Steenbruggen regelmatig cursussen EHBO. Kitty: ”Tante Lina woonde in het ‘roze huis' (het huis ‘De Brouwerij' tegenover ‘de Roetertshof'). Vader had een Diepenveense schaakclub opgericht en daarvoor mocht hij van Tante Lina wekelijks gebruik maken van het Naai- & Breischooltje. Platenconcert in de kerk Noodlot |
Dr Muijsfonds |
Grote verandering Kitty: “Mijn hele leven stond na vaders dood opeens op de kop. Er kwam een nieuwe dokter in Diepenveen, dokter Visscher, en daarom moesten we ons huis uit. We verhuisden naar Deventer en ik ging daar voortaan naar school. Later kreeg moeder kennis aan Franz Fuchsthaller, een weduwnaar die bij dominee Ter Haar inwoonde. Na hun huwelijk in 1938 kochten ze de grote villa ‘Huize Okkenbroek' en namen het in gebruik als pension. Ik moest dus weer verhuizen, nu naar een heel landelijke omgeving, want de villa lag aan de Oerdijk in Okkenbroek. Mijn vriendinnen van school begrepen er niets van en als ze vroegen waar mijn nieuwe huis was zei ik altijd maar: “aan de Kalverstraat.” Twee jaar na de oorlog besloot Kitty dat ze voortaan haar eigen leven wilde leiden en ze verhuisde naar het westen. Na enkele banen, onder meer als hoofd van het archief van de Deli Maatschappij, leerde Kitty in 1955 haar huidige man kennen: Jaap Hoogstraten. Een jaar later zijn ze getrouwd. Ze kregen twee kinderen: dochter Deirdre en zoon Maarten. Tegenwoordig woont het echtpaar in Huizen. Interview door Wilbert Derksen en Lamberthe de Jong op 14 februari 2003 in Huizen. |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
De Diepenveensche Tabak Centrale (DTC) tijdens de oorlogsjaren |
Gerrit Weverling was een oud-tabaksplanter uit Indie, die in 1936 in Diepenveen kwam wonen. Al in het begin van de tweede wereldoorlog werd hij benaderd door tuinder Keurhorst, woonachtig aan de Oranjelaan (nu Bloemsierkunst Flierman). Volgens deze man was er geld te verdienen met het verbouwen van tabaksplanten. Hij wilde ze daarna ook zelf bewerken tot pruim- en pijptabak, sigaretten en sigaren, maar het ontbrak hem aan voldoende kennis hieromtrent. Weverling had die kennis wèl en hij werd al snel enthousiast voor het plan van Keurhorst. Eerst werd wat met tabakssoorten geëxperimenteerd en na een tijd werd de |
|
‘Diepenveensche Tabak Centrale' opgericht. De leiding was in handen van een driemanschap: Weverling zorgde voor technische aspecten, Keurhorst voor de tabaksverbouw en de derde man was Van Santen. Hij woonde naast 't Weterman en regelde de distributie. Na de fermentatie verdween de tabak naar de fabriek van Ten Have Koffie op de Brink in Deventer voor de eindbewerking en de distributie. Op de verpakking stond: ´Amateursigaretten van de DTC…..'n Import gelijk!´ |
200.000 kg tabak!
|
Links: Weverling Midden schrijvend: Keurhorst |
fabriek van Heijbroek & Zeelander gehuurd om de grote hoeveelheden te kunnen verwerken. In vakblad De Zakenwereld verscheen in oktober 1942 een uitgebreid artikel over de DTC, compleet met foto's. Na de oorlog Uit: Oude Diepenveners doen opnieuw een boekje open (Diepenveen, november 2003) |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
Het aanvankelijke doel was om geld bijeen te brengen voor de verbouwing van de Notenhof. De bazaar werd toen elk jaar gehouden in en rond de boerderij van de familie Nieuwenhuis aan de Wetermansweg. Er werden door de ijverige dames van de HVG eigengemaakte handwerken verkocht. |
Foto: Harry Mulder |
Zo werd in 1973 dor een aantal kerkenraadsleden aangevuld met vrijwilligers uit de gemeente, de eerste rommelmarkt gehouden in het Dorpshuis op de 2e zaterdag in september. Behalve de dames van de HVG die handwerken verkochten, werden er ook stands ingericht waar men bloemen en oliebollen verkocht. Ook was er een aantal attracties als een schiettent, een sjoelbak en voor de kinderen een grabbelton. Aan het einde van de rommelmarkt werden de niet verkochte bloemen bij opbod verkocht aan de medewerkers. En natuurlijk werden na het opruimen en schoonmaken (net zoals nu nog) gewacht op de uitslag van de opbrengst.
De eerste 19 jaren was de opbrengst in z'n geheel bestemd voor de Hervormde kerk. Na een bestuurswisseling werd echter besloten om de plaatselijke verenigingen en scholen in Diepenveen er ook bij te betrekken. Dus werden de doelen meer algemeen en kan er een ieder op een deel van de opbrengst rekenen volgens een vaststaande verdeelsleutel. door Hanna de Bie |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
Monumenten van steen en hout |
Foto: Harry Mulder |
De nog aanwezige stenen en zerken Toch zijn er bij de kerk ook stenen van gewone mensen. Het staande steentje van de familie Wittenberg en de liggende zerk Klein Velderman, echtgenote van Mensink (een schoenmaker), zijn eenvoudig beletterde monumentjes van gewone mensen. Hoewel de namen erg Bathmens en Gorssels klinken, was Mensinks moeder een meisje Wiltink, geboren op het Bouwhuis of Groot Grutterink. De steen van Wittenberg is verzakt, waardoor het opschrift niet volledig leesbaar is. Het moet hier gaan om Harmen Wittenberg (overleden op 7 maart 1837 in Tjoene 371, gedoopt Holten 21 juni 1761) en zijn vrouw Janna Derksen of Nagel (gedoopt Diepenveen 6 juni 1784, overlijden niet in Diepenveen gevonden). De bijbehorende initialen zijn H.W. en I.D.. A.T. zou schoondochter Anna ten Voorde kunnen zijn (geboren 1 april 1807 en overleden te Diepenveen 16 februari 1844), de eerste vrouw van Derk Wittenberg. Onder de zerken StB en FNH liggen Seino te Borgel en Fenneken Nieuwenhuis (overleden in 1870 en 1863). Dan zitten we al wat hoger op in de sociale hiërarchie. Hetzelfde kunnen we constateren van de zerken van de familie Brouwer, de plaatselijk molenaars, van wie Jannes Lambertus (overleden 1870) gemeenteraadslid was. Antony te Wechel was hoofdonderwijzer in Diepenveen. Hij overleed in 1866 op 43-jarige leeftijd. Zijn zuster Barta te Wechel (overleden 1868) was weduwe van Mannes Schrijver uit Oxe, wiens vader lid van de gemeenteraad was geweest. Bij haar overlijden woonde ze in de buurtschap Dorp. Een trieste, liggende zerk is die van een baronesse van Heeckeren van Brandsenburg, die in 1871, op 37-jarige leeftijd overleed en met haar pas geboren kind begraven werd. Zij woonde op het Overvelde. De zerk van domine Bösken behoort tot de oudere zerken op het kerkhof. Hij overleed op 20 mei 1843 op 71-jarige leeftijd. Bösken was geboren in Alpen bij Wesel. Na zijn emeritaat bleef hij in Diepenveen wonen. Het bevolkingsregister van 1840 geeft op het adres Tjoene 24 als bewoners de emeritus predikant en weduwnaar Johan Peter Bösken, zijn dochter Wilhelmina Margaretha (26 jaar) en zijn zuster Johanna Christina (63 jaar oud, en overleden te Diepenveen 4 juli 1844). Hun dienstmeid was de 36-jarige Hendrika Zondorp, geboortig uit Olst. Bösken zal tijdens zijn laatste jaren uitzicht gehad hebben op zijn laatste rustplaats. Zijn buren waren op nummer 23 de schoolonderwijzer Johan Hendrik Lokman en op nummer 22 de predikant Hendrik Cornelis Hermanus Reijers. Dit kan alleen maar betekenen dat ze allen tegenover de kerk woonden. De buurtschap Dorp bestond namelijk nog niet. Ik hoop met bovenstaande bij de lezers het bewustzijn van de historische betekenis van het Kerkplein te hebben vergroot en zo een kleine bijdrage te leveren aan het behoud van de monumenten. Gerrit Goorman Over de auteur: |
Naschrift van de redactie: Nieuwsbrief 6 – april 2002 |
Foto: Harry Mulder |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
Jarenlang heeft hij de leden langsgefietst om de verschuldigde contributie op te halen, soms wel meerdere keren, omdat ze ‘toevallig' niet thuis waren. Nogmaals namens alle sportvissers uit Diepenveen en omgeving en namens de Historische Vereniging hartelijk gefeliciteerd. |
Foto: Harry Mulder |
Jan van Ginkel |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |
[Terug naar artikeloverzicht] | [Terug naar Nieuwsbriefoverzicht] |